Hoe bruikbaar vinden melkveehouders gezondheidsattenties gegenereerd door activiteitsmeters?

Hoe bruikbaar vinden melkveehouders gezondheidsattenties gegenereerd door activiteitsmeters?

Dat is de vraag die E.A. Eckelkamp en J.M. Bewley[i] (2020) zich stelden bij aanvang van een één jaar durende studie uitgevoerd in Kentucky tussen oktober 2015 en oktober 2016. Sensoren zijn extra ogen en oren in de melkveestal die real-time individuele dieren of de kudde monitoren en het mogelijk maken om het management bij te sturen op basis van objectieve meetresultaten.

Sensoren verzamelen data die omgezet dienen te worden naar concrete attenties en informatie voor de melkveehouder. De implementatie van sensorsystemen in de melkveehouderij is deels afhankelijk van de mate waarin melkveehouders de gegenereerde attenties en informatie nuttig achten en deze ook effectief zullen inpassen in het dagelijkse management. De meest bekende en toegepaste sensoren zijn wellicht activiteitsmeters die gebruikt worden als tochtdetectiesysteem.

E.A. Eckelkamp en J.M. Bewley gingen in een één jaar durende studie na of dergelijke “activiteitsmeters” ook gebruikt kunnen worden om zieke of gekwetste dieren te detecteren. En hoe bruikbaar en nuttig melkveehouders de gegeneerde attenties vinden.

Voor hun onderzoek werden 1171 lacterende koeien op 4 melkveebedrijven in Kentucky uitgerust met een triaxiale accelerometer aan één van de voorpoten en aan hun halsband. De pootsensor registreerde de activiteit (stappen/dag) en de ligtijd (uren/dag), de sensor in de hals registreerde de tijd die de dieren spendeerden aan eten (uren/dag). Op basis van gedragsveranderingen  zoals een verminderde activiteit, minder liggen of minder lang eten werden gezondheidsattenties gegenereerd. Een daling van minimum 30% in activiteit, ligtijd of eettijd ten opzichte van het voortschrijdend tiendaags gemiddelde resulteerde in een attentie. In totaal werden 24 012 attenties gegenereerd.

Aan de melkveehouders werd gevraagd de attenties te evalueren en in te delen in verschillende categorieën in functie van de actie die ze ondernamen en de observaties die daaruit volgden. De beslisboom die hierbij gebruikt werd is terug te vinden in figuur 1.

Figuur 1: Beslisboom voor het indelen van acties gegeven aan gezondheidsattenties

Van de in totaal 24 012 attenties werd 63% gecategoriseerd en dus geëvalueerd. De oorzaak van die attenties was meestal een daling in eettijd of in ligtijd.

Attentie veroorzaakt door Aantal attenties Percentage
Gedaalde eettijd 9543 39.74
Gedaalde ligtijd 9777 40.72
Gedaalde activiteit 1590 6.62
Combinatie van gedragveranderingen 3102 12.92
  TOTAAL 24 012 100

Uit de statistische verwerking van de resultaten blijkt dat melkveehouders sneller geneigd zijn om een gevolg te geven aan attenties tijdens weekdagen, wanneer het gaat om dieren die recent gekalfd hebben of in het begin van hun lactatie zitten en wanneer er minder dan 20 attenties op de dagelijkse attentielijst staan.

Als er gekeken wordt naar de attenties waar gevolg aan gegeven werd, dan blijkt dat melkveehouders sneller geneigd zijn om dieren te controleren die een attentie kregen omwille van een verminderde eettijd of een verminderde activiteit dan wanneer het gaat om dieren met veranderingen in ligtijd.

Niettegenstaande dat de melkveehouders in deze studie aangaven dat de meeste attenties effectief het gevolg waren van een gedragsverandering bij het dier en dus correct waren, werd aan 37% van de attenties geen aandacht besteed. Slechts 63% van alle attenties werd immers gecategoriseerd. Daarbovenop werd in slecht 21% van de gecategoriseerde attenties de koe daadwerkelijk gecontroleerd.

Hoe langer het attentiesysteem in gebruik was, hoe minder melkveehouders geneigd waren om de attenties te controleren of er gevolg aan te geven. Een mogelijke oorzaak hiervoor is dat ze steeds meer vertrouwd raakten met het systeem en dus beter konden inschatten aan welke attenties ze aandacht moesten besteden en aan welke niet. Anderzijds gaven de melkveehouders ook aan dat arbeidsdruk (te weinig tijd), een niet altijd even goed werkend systeem (panne, geen internet,…) en lange attentielijsten er toe bijdroegen dat de attenties na verloop van tijd niet altijd even nauwkeurig meer werden opgevolgd.  

Woodall en Montgomery (2014) suggereerden in eerdere studies al dat te veel attenties of te veel vals-positieve attenties er voor zorgen dat gebruikers deze na verloop van tijd gaan negeren. Het is dus van belang dat attentiesystemen zo goed mogelijk werken en zo weinig mogelijk vals-positieve dieren attenderen opdat ze door melkveehouders als bruikbaar worden beschouwd.

Conclusies

De onderzoekers concludeerden dat gezondheidsattenties gebaseerd op gedragsveranderingen (verminderde activiteit, minder lang eten of minder lang liggen) potentieel hebben om zieke dieren op te sporen maar dat ze geoptimaliseerd moeten worden vooraleer melkveehouders ze effectief zullen gebruiken en er hun management zullen aan aanpassen. Uit deze studie blijkt dat melkveehouders sneller geneigd zijn om aandacht te besteden aan attenties:

  • die gebaseerd zijn op een verminderde eettijd of activiteit (aan attenties op basis van een verminderde ligtijd werd minder aandacht besteed)
  • afkomstig van dieren die pas gekalfd hebben of in het begin van de lactatie zitten (risicodieren)
  • op weekdagen dan in het weekend
  • wanneer de dagelijkse attentielijst minder dan 20 attenties bevat

Hoe specifieker en concreter de attenties hoe meer aandacht er aan gegeven zal worden. Het koppelen van sensordata aan managementsoftware moet het mogelijk maken om specifiekere attenties te genereren gebaseerd op lactatiestadium en waarbij gefocust wordt op gedragsveranderingen die melkveehouders al bruikbaar achtten (eetgedrag en activiteit). Dit zal uiteindelijk leiden tot bruikbaardere attentielijsten, een vlotte implementatie van deze systemen door de sector en een beter gebruik en opvolging van attenties.   


[i] Eckelkamp, E.A. & Bewley, J.M. (2020) On-farm use of disease alerts generated by precision dairy technology. Journal of Dairy Science, Vol. 103 (2), p 1566-1582

Reacties zijn gesloten.