Milde en matige klinische mastitis selectief behandelen heeft geen negatief effect op uiergezondheid of afvoer
Op een melkveebedrijf wordt bij het behandelen van klinische mastitis heel wat antibiotica gebruikt. Selectief behandelen van milde en matige klinische mastitis, na diagnose van de ziekteverwekker, kan dit gebruik echter gevoelig verminderen. Om de effecten van selectief behandelen te detecteren legde een team van internationale onderzoekers 13 wetenschappelijke publicaties naast elkaar. Uiteindelijk konden ze geen nadelige effecten vaststellen.
Voordelen selectief behandelen
Bij milde en matige uierinfecties met Gram-negatieve bacteriën, gisten, schimmels en Mycoplasma heeft behandeling met antibiotica weinig zin. Een snelle diagnose van de ziekteverwekker laat dus toe dergelijke infecties niet te behandelen met antibiotica en zo het gebruik van antibiotica te verminderen. Op deze manier kan het antibioticaverbruik op een melkveebedrijf gevoelig verlaagd worden. Verschillende onderzoeken toonden reeds aan dat op bedrijven met veel Gram-negatieve uierinfecties de reductie door selectief behandelen kan oplopen tot meer dan 50 %! Een overkoepelend onderzoek bundelde uiteindelijk alle resultaten van de verschillende studies om een algemene conclusie te trekken over de effecten van selectief behandelen.
Klaar voor de praktijk?
De laatste 10 jaar zijn er verschillende sneltesten voor kiemdetectie op de markt gekomen die het mogelijk maken om in een melkstaal de ziekteverwekker van een uierontsteking snel te determineren. Op basis van zo’n snelle determinatie kan vervolgens beslist worden om de koe al dan niet met antibiotica te behandelen.
Om toepassing in de praktijk te verhogen is het nodig ook de nadelen van selectief behandelen van klinische mastitis te kennen. Om het breder effect in beeld te krijgen legde een team internationale onderzoekers de resultaten van 13 vergelijkbare studies naast elkaar om zo één algemeen besluit te vormen rond de effecten van selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitis.
Nadelen selectief behandelen?
In de 13 studies werden de koeien met niet-ernstige klinische mastitis opgedeeld in twee groepen. De ene groep werd direct behandeld met antibiotica (= blind behandelen, zonder bacteriologisch onderzoek). De andere groep werd al dan niet behandeld met antibiotica op basis van de resultaten van een sneltest. Daarbij wordt eerst een melkstaal van het geïnfecteerde kwartier onderzocht door dit uit te platen op een sneltest voor kiemdetectie. Bij deze test kan men na 24u een resultaat aflezen en, afhankelijk van welke kiem zichtbaar is, beslissen om al dan niet met antibiotica te behandelen.
Uit de studies bleek dat selectief behandelen geen nadelige gevolgen heeft op de uiergezondheid. Na 14 of 21 dagen was de ziekteverwekker in een vergelijkbaar aantal gevallen volledig verdwenen en ook het aantal nieuwe besmetting met andere bacteriën bleek vergelijkbaar met de groep koeien die direct antibiotica toegediend kregen. Op langere termijn bleken koeien uit beide groepen ook even vaak een nieuwe uierinfectie op te lopen.
Het celgetal in de melk lag bij de verschillend behandelde groepen koeien op een gelijkaardig niveau. Ook was de melkproductie van beide groepen niet significant verschillend. Tot slot leidde selectief behandelen van klinische mastitis ook niet tot een verhoogde afvoer van reforme koeien.
Conclusie
Door de resultaten van 13 studies samen te leggen kon aangetoond worden dat het selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitis geen nadelige effecten heeft op de uiergezondheid in vergelijking met een klassieke behandeling. Melkproductie, celgetal, hervallen of nieuwe infecties en afvoer van koeien blijken niet beïnvloed te worden door de keuze van het type behandeling. Selectief behandelen van niet-ernstige klinische mastitis op basis van snelle diagnostische tests voor kiemdetectie is dus een evenwaardig alternatief voor een klassieke behandeling. Ze leidt tot een lager gebruik van antibiotica tot gevolg en zonder risico’s voor de gezondheid van de koe of de melkproductie.
Zit er iets in voor Vlaanderen?
Het selectief behandelen van dieren met klinische mastitis biedt zeker potentieel. Toch roept het ook heel wat vragen op. In een 4 jaar durend VLAIO LA-project onderzoeken M-team UGent, ILVO, Hooibeekhoeve en DGZ de mogelijkheden, knelpunten en uitdagingen van dit innovatief behandelconcept voor de Vlaamse melkveehouderij. Binnen dit project worden 50 melkveebedrijven opgevolgd. Er wordt enerzijds gekeken naar ‘On practice culture’ waarbij de sneltesten en bijhorende advisering uitgevoerd worden door rundveedierenartsen en anderzijds naar ‘On farm culture’ waarbij de melkveehouders de sneltesten uitvoeren op het melkveebedrijf zelf. Met dit project willen de partners mastitis en het daaraan gekoppelde antibioticagebruik en de kosten op Vlaamse melkveebedrijven substantieel terugdringen. Meer info over dit project en de resultaten zijn hier te vinden.
Bron:
Selective treatment of nonsevere clinical mastitis does not adversely affect cure, somatic cell count, milk yield, recurrence, or culling: A systematic review and meta-analysis. De Jong et al. Journal of Dairy Science Vol. 106 No. 2, 2023
DIT PROJECT IS EEN SAMENWERKING TUSSEN VOLGENDE PARTNERS
EN WORDT MEDE GEFINANCIEERD DOOR