Staphylococcus aureus als ziekteverwekker op het bedrijf

Staphylococcus aureus als ziekteverwekker op het bedrijf

Dierenarts Igor Van Den Brulle (M-team UGent)

Eén van de meest voorkomende en hardnekkigste mastitisverwekkers in Vlaanderen is Staphylococcus aureus. Deze bacterie is niet alleen verantwoordelijk voor heel veel frustratie, maar zorgt ook voor serieuze economische verliezen.

Gezien de hoge kostprijs voor een geval van klinische mastitis, gemiddeld zo’n 400 euro, en de snelle verspreiding van deze kiem, kan het kostenplaatje snel hoog oplopen. Bovendien zijn infecties met Staphylococcus aureus doorgaans moeilijk succesvol te behandelen. Maar wat is de reden hiervoor en welke maatregelen kunnen er genomen worden ?

Belang van Staphylococcus aureus

Uit het jaarrapport van MCC Vlaanderen blijkt dat in meer dan 10% van de opgestuurde melkmonsters S. aureus teruggevonden wordt. Typerend is het koe-gebonden karakter van de kiem wat betekent dat ze de koe en uier nodig heeft om te overleven en te vermenigvuldigen. Staphylococcus aureus is vooral terug te vinden op de uier, de huid, in de muil en in de melk. Hierdoor wordt de kiem gemakkelijk overgedragen via de speenbekers van het melkstel, de handen van de melker en via de doeken bij de voorbehandeling als deze voor meerdere koeien worden gebruikt. Infecties met S. aureus verlopen vaak subklinisch, waarbij er tussentijds regelmatig klinische opflakkeringen kunnen optreden. Typisch voor infecties met S. aureus is het schommelende celgetal van de geïnfecteerde dieren. Daarnaast kan S. aureus ook acute uierontstekingen veroorzaken gekenmerkt door hoge koorts, waterige melk, een daling in de melkproductie. In zeer ernstige gevallen kan een infectie met S. aureus zelfs leiden tot ‘blauwuier’. Hierbij voelt het ontstoken deel van de uier koud aan en krijgt dit een blauwe kleur. Deze vorm zien we meestal bij vaarzen kort na het kalven.

Pathogenese

De S. aureus kiemen dringen het tepelkanaal binnen en produceren toxines dewelke het celmembraan, het melk producerend weefsel en in bepaalde gevallen de rode bloedcellen aantasten (foto 1). Door de afbraak van rode bloedcellen kan er bloed in de melk voorkomen. Het lichaam reageert op de infectie met het aantrekken van witte bloedcellen uit het bloed naar de plaats van infectie met als resultaat de vorming van littekenweefsel en abcessen. Hierdoor kan de bacterie niet verder spreiden. Dit heeft echter als gevolg dat de kiem zich kan verstoppen en zo onzichtbaar wordt voor het immuunsysteem. Ook kunnen de eventueel toegediende antibiotica niet meer gemakkelijk in hoge concentraties tot bij de kiem geraken. Dit is één van de redenen waarom infecties met S. aureus doorgaans moeilijk te genezen zijn.

Foto 1: S. aureus kiemen geënt op een bloedplaat. Rond de kiem is er duidelijk een heldere zone van hemolyse te zien. Deze zone ontstaat doordat de kiem stoffen produceert die de rode bloedcellen in de plaat afbreken.

Een bijkomend probleem in de behandeling is dat de kiem zich kan verschuilen in zogenaamde ‘biofilms’. Dit is een slijmlaag die de bacteriën produceren, waardoor ze bestand zijn tegen antibiotica en het immuunsysteem. Daarenboven kunnen ze zich ook schuilhouden in witte bloedcellen en andere gastheercellen. Hierbij gaat de bacterie in slaapmodus. Wanneer de gastheercel sterft, komt de kiem weer vrij. Op deze manier kan de bacterie aan de behandeling ontsnappen en kan het infectieproces opnieuw beginnen. In de praktijk uit zich dat in een sterk schommelend celgetal.

De melkproductie van geïnfecteerde dieren zal ook dalen. Dit is te verklaren door de schade aan de melksecreterende cellen en doordat deze samen met witte bloedcellen de melkkanalen verstoppen. Hierdoor is er een verdere vorming van littekenweefsel en dus ook een afname in melkproductie.

Behandelen of opruimen?

Afhankelijk van de situatie kan er beslist worden om dieren met een S. aureus-infectie te behandelen of op te ruimen. Infecties met S. aureus zijn door de specifieke eigenschappen van de kiem sowieso al moeilijker te behandelen. Bovendien komt er bij een deel van de S. aureus-stammen antibioticumresistentie voor, voornamelijk tegen de B-lactam antibiotica.

Bij de aanpak van de behandeling van infecties met S. aureus is het belangrijk om op individueel niveau goede dierkeuzes te maken. Het is alleen zinvol om dieren te behandelen die nog een redelijke kans op genezing hebben. Deze hangt in grote mate af van hoelang de koe al is geïnfecteerd (= hoelang het celgetal al is verhoogd), de leeftijd van het dier, het aantal aangetaste kwartieren en de gevoeligheid van de kiem voor het antibioticum. Om te weten aan welke antibiotica de kiem gevoelig is en aan welke resistent, kan er een antibiogram aangelegd worden. Het is raadzaam om bij de lokale behandeling te combineren met een behandeling in de spieren en aan te vullen met een ontstekingsremmer.

Preventieve maatregelen

Naast de aanpak op individueel niveau is ook de aanpak op bedrijfsniveau van belang. Hierbij is de beste manier om nieuwe infecties met S. aureus te voorkomen, ervoor te zorgen dat de speentoppen zo weinig mogelijk met bacteriën in contact komen en het risico op spreiding te voorkomen. Hiervoor kunnen er verschillende preventieve maatregelen genomen worden.

Een goede maatregel kan zijn om tijdens het melkproces handschoenen te dragen en deze na iedere melkbeurt te verversen. Het is raadzaam om deze regelmatig tussendoor te ontsmetten. Vooral na het melken van een koe met een verhoogd celgetal of een koe onder behandeling is het ten zeerste aan te bevelen de handen of handschoenen te ontsmetten met alcoholgel of alcholhoudende ontsmettingsdoekjes. Tevens moeten vuile spenen met een droge doek schoongemaakt worden.

Naast een goede uierhygiëne is ook de speentop- en speenhuidconditie van belang. Wanneer er laesies zijn of eeltvorming is, kunnen mastitisverwekkende bacteriën zich hierin schuilhouden. Na het melken is het aan te raden om de spenen goed te dippen of sprayen. Hierbij is het van belang dat de volledige speentop bedekt is en het product zowel een speenverzachtend als een ontsmettend effect heeft.

Om de spreiding van S. aureus op het bedrijf zoveel mogelijk te beperken, worden de dieren met een klinische of subklinische mastitis het best als laatste gemolken. Uit onderzoek blijkt dat het toepassen van deze preventieve maatregel kan leiden tot een vermindering van 45% in koegebonden kiemen zoals S. aureus en meer dan 30% in omgevinggebonden kiemen zoals Strep. uberis. Wanneer er een dier met een uierontsteking gemolken is, kan een stoomreiniger gebruikt worden om het melkstel te desinfecteren. Een desinfectie van vijf seconden bij 85 °C zal zorgen voor een quasi volledige afdoding van de S. aureus-kiemen.

Naast de melktechniek is ook een goede werking van de melkinstallatie van groot belang. Zo dienen de tepelvoeringen tijdig vervangen te worden. Voor rubberen tepelvoeringen is dit elke 2500 melkingen en voor siliconen tepelvoeringen iedere 7500 melkbeurten. Indien dit niet tijdig gebeurt, treedt er elasticiteitsverlies op (foto 2). Hierdoor zal het openen en sluiten van de tepelvoering minder goed verlopen. Dit kan leiden tot langere melktijden, een slechtere speentopconditie en onvolledig uitmelken. Daarnaast kunnen er ook scheurtjes ontstaan, waarin de mastitiskiemen zich kunnen verschuilen. Een mindere speentopconditie verstoort de eerstelijns afweer en vergroot de kans op tepelkanaal- en intramammaire infecties met S. aureus en andere uierpathogenen. Bovendien zullen dieren die niet volledig uitgemolken zijn, rapper melk laten lekken. Indien deze melk gecontamineerd is en in de boxen blijft liggen dan zorgt dit voor een snelle spreiding op het bedrijf.

Foto 2: Elektronenmicroscopische opname van microscheurtjes in een rubberen tepelvoering na 2500 melkbeurten

Niet alleen de oudere dieren maar ook de vaarzen verdienen de nodige aandacht in de preventie van S. aureus. Deze dieren zijn de toekomst van het bedrijf en dienen dus een goede huisvesting en een evenwichtig rantsoen te krijgen. Het is sterk aan te bevelen om aan de vaarskalveren kunstmelk of gepasteuriseerde melk te geven. Indien men dit niet doet en melk geeft van dieren met klinische of subklinische mastitis dan kunnen de bacteriën overgebracht worden naar de vaarskalveren. De transmissie gebeurt wanneer de kalveren – die de kiemen via de melk opgenomen hebben – zuigen aan de speentjes van andere kalveren.

Een ander aandachtspunt is het bestrijden van vliegen. Deze kunnen de kiemen overdragen en de speentoppen traumatiseren. Om dit te voorkomen moeten er vanaf juni twee oorflappen worden aangebracht of moeten de dieren tijdens het weideseizoen regelmatig met een geregistreerde pour-on oplossing worden behandeld zoals aangegeven op de bijsluiter. Ook een ventilator in de stal kan helpen om het aantal vliegen te verminderen.

Naast de hierboven besproken managementmaatregelen kan er ook gevaccineerd worden tegen S. aureus. Gevaccineerde dieren zijn minder gevoelig en infecties zijn korter in duur. Desalniettemin blijft het steeds van belang om alle andere managementmaatregelen toe te passen.

Moeilijke kiem

Ondanks de verschillende preventieve maatregelen die genomen kunnen worden is de eradicatie van S. aureus op het bedrijf vaak zeer lastig. Het realiseren en handhaven van een lage prevalentie is echter wel goed mogelijk mits de juiste management maatregelen genomen worden. Immers “behandeling zonder preventie is gewoon onhoudbaar”.

Reacties zijn gesloten.