De transitieperiode als monitoringsvenster voor de metabole en nutritionele veerkracht bij hoogproductief melkvee
De hoge productiviteit binnen de Vlaamse melkveehouderij brengt uitdagingen met zich mee, die zich vooral uiten in de kritische periode van 60 tot 90 dagen rondom het kalven, de zogenaamde transitieperiode. Economisch gezien heeft deze korte periode een grote impact gezien het multifactoriële karakter van transitieproblemen en –gevolgen. Deze verliezen worden voornamelijk veroorzaakt door een deel van de melkkoeien in de kudde, die metabool en nutritioneel onvoldoende veerkrachtig blijken om de transitieperiode succesvol door te komen. Daarom fungeert de transitieperiode binnen dit project als monitoringsvenster voor het identificeren van deze risicodieren.
Algemeen doel
Het doel van dit project is tools te creëren voor de individuele en dynamische opvolging van het transitiesucces. Deze tools zullen het mogelijk maken voor de veehouder om risicodieren gericht op te volgen en geïndividualiseerde (preventieve) maatregelen te nemen om de kans op problemen tijdens de transitieperiode te verlagen en de productiviteit en het dierenwelzijn te verhogen.
Wat staat er te gebeuren?
Concreet wordt binnen dit project trapsgewijs gewerkt. Het eerste doel is het ontwikkelen van een kengetal, de individuele transitie-index (ITI). Deze wordt onder meer bepaald door het verschil tussen de verwachte melkgift (berekend op basis van de eerste melkcontrole uitslag of continue melkmeters) en de werkelijke melkgift, respectievelijk de ITIMPR en ITIMM. De transitie-indices zullen vertaald worden naar praktische tools voor een dynamische (real- time) opvolging van risicobedrijven en –dieren. De ITIMPR en ITIMM zullen geïmplementeerd en gevalideerd worden op 50 Vlaamse melkveebedrijven.
Maar probleemkoeien detecteren is niet voldoende. In een tweede stap zal het er op aan komen om deze koeien ook te kunnen monitoren om na te gaan wat er precies aan de hand is en hoe ze evolueren. Het tweede doel van het project is om deze monitoring tijdens de transitieperiode verder te verfijnen door het integreren van informatie uit bestaande koesensoren en biomerkers. Hierbij wordt de meerwaarde en de onderlinge complementariteit van deze sensoren en biomerkers voor transitiemonitoring geëvalueerd op 15 Vlaamse bedrijven. Omdat melkveehouders geen boodschap hebben aan koesensor- en biomerkerdata, maar wel aan de afgeleide informatie, zullen deze data vertaald worden naar adviezen voor preventief en dynamisch (nutritioneel) bijsturen van de risicodieren.
Het derde doel van dit project is het welbekende ‘Koesensor’ kennisplatform verder uitbreiden met expertise over indicatoren, sensortechnologie en biomerkers ter ondersteuning van het transitiemanagement.