Geleidbaarheidssensoren

Geleidbaarheidssensoren

Wat is de waarde van sensoren voor het opmeten van de geleidbaarheid in de melk? 

Op uier- en kwartierniveau kan de elektrische geleidbaarheid van de melk gemakkelijk worden gemeten aan de hand van twee elektrodes die zich in de melk bevinden. Bij een ontsteking of infectie wordt de bloed-melk barrière beschadigd waardoor de concentratie aan Naen Cl in de melk toeneemt en de concentratie van K+afneemt. Dit resulteert in een verhoogde geleidbaarheid. De geleidbaarheid wordt echter nog door tal van andere factoren beïnvloed zoals ras, pariteit, duur melkinterval, lactatiestadium, gemeten melkfractie, de melksamenstelling, tochtigheid, temperatuur en voedersamenstelling (zie tabel 1). De voorkeur gaat daarom uit naar het bepalen en vergelijken van geleidbaarheid op kwartierniveau om zo de variatie te wijten aan dier- en melkspecifieke eigenschappen te reduceren.

Tabel 1: overzicht van de invloed van verschillende dier- en omgevingsgebonden factoren op de melkgeleidbaarheid.

Indien de melk veel vlokken bevat of de melkgift erg laag is, is het mogelijk dat de bepaling van de geleidbaarheid onvoldoende betrouwbaar is. Een goed onderhoud van de elektroden is tevens belangrijk om een correcte werking ervan te garanderen. Vuil, kalk, vet en eiwit kunnen zich afzetten op de electroden waardoor op termijn foutieve metingen kunnen ontstaan.

Uitvoerig onderzoek heeft aangetoond dat het bepalen van de geleidbaarheid in melk een onvoldoende betrouwbare parameter is om zowel klinische als subklinische mastitis en abnormale melk in het algemeen aan te duiden. Vooral in automatische melksystemen werden er reeds verschillende studies uitgevoerd om de gevoeligheid van deze parameter na te gaan. Uit een veldstudie op een robotbedrijf bleek dat de gevoeligheid om mastitis (> 200 000 cellen/ml) op kwartierniveau aan te duiden slechts 5-18% bedroeg. De sensitiviteit nam toe, van 9 tot 43%, wanneer mastitis gedefinieerd werd als melk met > 1 000 000 cellen/ml (Hovinen et al., 2006). In onderstaande tabel 2 (Hovinen et al., 2009) worden waarden gegeven voor sensitiviteit (SE), specificiteit (SP), positief voorspellende waarde (PPV) en negatief voorspellende waarde (NPV) van geleidbaarhied in zowel traditionele als automatische melksystemen.

 

Tabel 2: Sensitiviteit (SE), specificiteit (SP), positief voorspellende waarde (PPV) en negatief voorspellende waarde (NPV) van geleidbaarhied in zowel traditionele als automatische melksystemen.

Op basis van de Europese Richtlijn in verband met Melk Hygiëne (89/362/EEC) (die bepaalt dat bij aanvang van melken de melk geïnspecteerd moet worden op fysische afwijkingen, zodat abnormale melk gesepareerd kan worden) voldoet geleidbaarheidsbepaling op zich niet aan de vereiste normen, sensitiviteit ≥ 80 en specificiteit ≥ 99% (ISO/FDIS 20966), om mastitis op een betrouwbare manier te detecteren.

Geleidbaarheid wordt beïnvloedt door tal van factoren, wordt best bepaald en vergeleken op kwartierniveau maar is, op zichzelf, onvoldoende voor het betrouwbaar opsporen van uierontsteking of abnormale melk. Geleidbaarheid wordt daarom best gecombineerd met andere (sensor-)informatie. Het kan wel nuttig zijn bij het evalueren van een behandeling. Na mastitis-behandeling zou binnen de 7 – 10 dagen de geleidbaarheid naar het pre-mastitis niveau moeten gedaald zijn. Zoniet is er wellicht therapiefalen (Van Holder, 2012).

Opgemaakt: 13 juni 2013

Laatst bijgewerkt: maart 2014

Disclaimer

Dit advies wordt u verstrekt met uitsluiting van iedere aansprakelijkheid. Onze adviezen dienen uitsluitend te worden beschouwd als richtinggevend en zijn niet bindend.