Schommelingen in het celgetal van dag tot dag. Wat kan hiervan de oorzaak zijn?
Het celgetal wordt door verschillende factoren beïnvloed. Echter, de belangrijkste oorzaak voor een stijging in celgetal is een bacteriële infectie van de uier. Daarnaast zijn er ook andere factoren die het celgetal beïnvloeden zoals leeftijd, seizoensinvloeden, stress of management. Dit zorgt voor schommelingen van het celgetal van dag tot dag en zelfs variaties doorheen de dag. Maar wat veroorzaakt nu deze schommelingen?
Uit onderzoek blijkt dat er weinig variatie is in het celgetal tijdens de melkbeurt. Er zijn wel verschillende factoren die doorheen de dag voor variatie kunnen zorgen. Niet alleen het aantal witte bloedcellen – die uit de bloedbaan naar de uier migreren – kan variëren maar ook de melkproductie varieert doorheen de tijd. Uit verschillende studies blijkt namelijk dat 4 uur na het melken de aanmaak van melk in de uier sterk toeneemt. Verder blijkt dat het celgetal net na de ochtendmelking veel hoger is dan ervoor (het celgetal varieerde in dit onderzoek van 75.000 cellen/mL net voor de ochtendmelking tot 220.000 cellen/mL erna). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er net voor het einde van de melkbeurt al een influx is van witte bloedcellen. Deze stijging kan tot 7 uur na de ochtendmelking aanhouden waarna het celgetal aanzienlijk daalt. Het celgetal van gezonde uierkwartieren was in deze studie 53.000 cellen/mL lager net voor de avondmelking dan net voor de ochtendmelking. Het is daarom raadzaam om de staalname voor celgetalbepaling steeds op hetzelfde moment uit te voeren. Uit voorgaande resultaten volgt ook de hypothese dat er na de melkbeurt eerst een toename is van ontstekingscellen en dat deze dan enkele uren later verdund wordt door de toegenomen melkproductie.
Het celgetal wordt dus ook beïnvloed door de melkproductie. Bij hoogproductieve dieren (> 22kg/dag) is er 1 uur na de melkbeurt, t.o.v. net voor de ochtendmelking, een groter verschil en een snellere daling in celgetal in vergelijking met laagproductieve dieren. Het verschil in celgetal is ook afhankelijk van het lactatiestadium en de kwartierpositie. Vooral bij dieren die niet in vroege lactatie zijn (> 101 DIM), bij een voor-kwartier (tov een achter-kwartier) of bij een linker-kwartier (tov een rechter-kwartier) is er een groot verschil tussen het celgetal net voor de ochtendmelking en de periode erna.
Naast het celgetal kan ook het gedifferentieerd celgetal (DSCC) bepaald worden. Dit geeft de verhouding tussen het aantal neutrofielen en macrofagen weer. Het is een nieuwe methode om vast te stellen of het om een acute infectie of een uier in herstel gaat.. Neutrofielen zijn de zogenaamde soldaten die als eerste de infectie bestrijden en spelen vooral een rol in het begin van de infectie. Macrofagen spelen daarentegen een grotere rol in de herstelfase door de bacteriën te fagocyteren en op te ruimen. Uit onderzoek blijkt nu dat de DSCC ook varieert tussen en tijdens de melkbeurten. Het is dus raadzaam om melkstalen voor DSCC bepaling net voor de melkbeurt af te nemen of een goed mengstaal van de volledige melkbeurt te maken. Bij dieren met een hoog celgetal (> 200.000 cellen/mL) is er namelijk net na het melken een sterke stijging in neutrofielen en een grote daling in macrofagen. Dit wordt gevolgd door een langzame daling van neutrofielen en een stijging in macrofagen tot op het oorspronkelijke niveau van net voor de melking. Bij dieren met een laag celgetal (< 200.000 cellen/mL) wordt het verschil in celgetal niet veroorzaakt door één specifiek celtype.
Bron:
Somatic Cell Count During and Between Milkings. R. G. M. Olde Riekerink et al., 2007.