Drink – en liggedrag mogelijk gelinkt aan de gevoeligheid voor subacute pensverzuring

Drink – en liggedrag mogelijk gelinkt aan de gevoeligheid voor subacute pensverzuring

Dat gegevens in verband met voederopname en herkauwactiviteit belangrijk zijn in het verklaren van pH-verschillen in de pens en dus ook bij het opsporen van subacute pensverzuring (SARA) bleek al uit eerder onderzoek. Sensoren die deze parameters gedetailleerd opvolgen, kunnen in de toekomst een belangrijke rol spelen  in het opvolgen van de pensgezondheid van hoogproductief melkvee. Ook het melkvetzurenprofiel bevat potentieel heel wat informatie over de (pens)gezondheid van melkvee. En onderzoek uitgevoerd aan het Laboratorium voor Diervoeding en Kwaliteit van Dierlijke Producten (Lanupro) van UGent door Jing L. (2019)[i]  toont nu ook aan dat er verschillen te vinden zijn in het lig- en drinkgedrag van dieren die eenzelfde rantsoen krijgen maar meer of minder gevoelig zijn voor SARA.

Het zou zeer nuttig zijn om op basis van gedrag, al dan niet in combinatie met andere kenmerken, melkkoeien te kunnen indelen naargelang hun gevoeligheid voor pensverzuring. Hoe beter dieren die gevoelig zijn voor SARA gekarakteriseerd kunnen worden, hoe beter ze gedetecteerd en opgevolgd kunnen worden.

In een eerste proef werd het melkvetzurenprofiel van 125 melkkoeien bepaald die tijdens de eerste 4 weken van de lactatie een toenemende dosis krachtvoer kregen. Daaruit bleek dat deze transitiekoeien verschillend reageerden op de krachtvoeropbouw en dat er verschillen bestaan tussen de dieren in gevoeligheid voor SARA. Deze verschillen in gevoeligheid werden ook weerspiegeld in het melkvetzurenprofiel van deze dieren.   

Voor een tweede studie werden uit deze 125 dieren 10 dieren geselecteerd op basis van hun melkvetzurenprofiel. 5 koeien die op basis van hun melkvetzurenprofiel gevoelig zijn voor SARA en 5 dieren die minder gevoelig zijn. Deze dieren werden verder in hun lactatie (dagen in melk = 157 ± 43) in detail opgevolgd om na te gaan hoe ze reageerden op een rantsoen dat stelselmatig meer en meer snel fermenteerbare koolhydraten bevat. Bij dergelijk rantsoen verhoogt het risico op pensverzuring omdat er veel vluchtige vetzuren vrijkomen in de pens.  

De eerste 18 dagen van de proef kregen de dieren een basisrantsoen (hoofdzakelijk bestaande uit graskuil en maiskuil) en krachtvoer met een laag gehalte aan snel fermenteerbare koolhydraten  (lage fase). De volgende 6 dagen werd dit krachtvoer stelselmatig vervangen door een krachtvoer met een hoog gehalte aan snel fermenteerbare koolhydraten (opbouwende fase) waarna dit nog 4 dagen werd verstrekt (hoge fase). De pens-pH en penstemperatuur van de dieren werd continu gemonitord door middel van pensbolussen en ook hun gedrag werd in detail opgevolgd. Aan de hand van de continue pens-pH metingen werd een gemiddelde acidose-index van elk dier bepaald. Hoe hoger deze index hoe gevoeliger de dieren zijn voor pensverzuring. Het doel van deze studie was nagaan of er verschillen te vinden zijn in het eet-, lig- en drinkgedrag van melkkoeien met een lage of hoge acidose-index. Er werd ook nagegaan of deze verschillen werden beïnvloed door toenemende hoeveelheden snel fermenteerbare koolhydraten in het rantsoen.

Twee groepen van elk 5 dieren konden onderscheiden worden op basis van hun acidose-index gedurende de opbouwende fase van de proef. Koeien met een gemiddelde acidose-index van 0 gedurende heel de proef (laag, opbouwend, hoog) werden ‘lage acidose index koeien’ (LAI koeien) genoemd de andere koeien zijn ‘hoge acidose index koeien’ (HAI koeien).

Drogestof-opname, melkproductie en eiwitgehalte

Eén van de symptomen van subacute pensverzuring is een daling van het melkvetgehalte. De vet/eiwitverhouding wordt dan ook vaak gebruikt als parameter voor het detecteren van koeien met pensverzuring. In deze proef bleek er geen verschil te zijn in de drogestof-opname tussen beide groepen. Ook de melkproductie en het vet- en eiwitgehalten in de melk waren niet verschillend.

Penstemperatuur

Naast de pens-pH werd ook de penstemperatuur continu gevolgd. Dit is een indicator voor het drinkgedrag: Hoewel het drinkgedrag van de koeien niet rechtstreeks geregistreerd werd, kan aangenomen worden dat het drinken van frisser water een verandering in penstemperatuur met zich meebrengt. Op basis hiervan kon worden afgeleid dat LAI-koeien een extra drinkbeurt hadden in vergelijking met HAI koeien (5.56 vs 4.77 keer per dag). LAI koeien hadden ook een lagere minimum penstemperatuur gedurende de drie periodes van de proef (laag, opbouwend, hoog) (33.03 vs 33.97 °C) en een langere tijd waarbij de penstemperatuur onder 38.0 °C bleef (2.6 vs 2.2 u/d) terwijl de gemiddelde penstemperatuur niet verschilde tussen beide groepen. De penstemperatuur geeft dus mogelijks informatie over de SARA-gevoeligheid van dieren die hetzelfde rantsoen krijgen.

Ligtijd

LAI koeien lagen langere tijd dan de HAI dieren (10.6 vs 7.6 u/d) en hun ligpatroon werd minder sterk beïnvloed door de toenemende hoeveelheden snel fermenteerbare koolhydraten in het rantsoen. Voldoende liggen is noodzakelijk om voldoende te herkauwen. Tijdens het herkauwen zorgt speekselproductie voor een stijging van de penspH en voorkomt zo pensverzuring.

Ontstekingsmerkers in het bloed

Ondanks bovenstaande verschillen waren er geen verschillen in de concentratie algemene ontstekingsmerkers (zoals haptoglobine of serum amyloid-A) in het bloed van beide groepen. Dit betekent dat de verschillen in pens-pH de gezondheidstoestand in geen van beide groepen ernstig verstoorde. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het om een relatief korte proef van slechts 28 dagen ging.

Conclusie

Deze proef maakte het mogelijk om na te gaan of er verschillen zijn in het gedrag en de penstemperatuur van dieren die hetzelfde rantsoen krijgen maar meer of minder gevoelig zijn voor pensverzuring. Het kunnen opsporen van SARA-gevoelige dieren zal het in de toekomst mogelijk maken om individuele risico-reducerende managementmaatregelen te nemen.

In deze proef bij 10 melkkoeien werden verschillen gevonden in het drink- en liggedrag tussen dieren met een lage en hoge gevoeligheid aan SARA. Hoewel een verhoogde acidose-index in deze proef gepaard lijkt te gaan met minder lang liggen en minder frequent drinken is het niet duidelijk of deze vaststellingen de oorzaak dan wel het gevolg zijn van de verhoogde acidose-index van de dieren. De resultaten bevestigen tegelijk dat er aanzienlijke variatie bestaat in pens-pH tussen melkkoeien die hetzelfde rantsoen krijgen, sommige dieren zijn dus gevoeliger voor het ontwikkelen van pensverzuring dan anderen. Zowel vanuit monitoringsperspectief als voor het formuleren van risico-reducerende managementmaatregelen zijn dit interessante vaststellingen.

Binnen het VLAIO-traject “Veerkracht” wordt momenteel nagegaan welke parameters interessant zijn in het detecteren van dieren die vatbaar zijn voor transitieproblemen zoals ketose en subacute pensverzuring. Er wordt onder meer gekeken naar de melk (productie en samenstelling), activiteit, voeropname, bodyconditiescore en het gewicht van de dieren. Bij een deel van de dieren wordt ook de penspH gemonitord met behulp van pensbolussen en zal ook het herkauwgedrag bestudeerd worden. Uit de voorlopige resultaten komen al enkele tendensen naar voor. 


[i] Jing, L. (2019). Monitoring of inter- and intra- cow variation in susceptibility to develop subacute ruminal acidosis. PhD thesis, Ghent University, Belgium, 213 pp.

Reacties zijn gesloten.